Goede Vrijdag
In het jaar 31 na Christus viel de Paassabbat, de 15e Nissan, samen met de wekelijkse sabbat. Vandaar de opmerking in Johannes 19:31: “want de dag van die sabbat was groot”.
Christus heeft in dat jaar het Pascha met zijn discipelen niet op de normale dag gevierd, want Hij stierf op het moment, dat het paaslam in de offerdienst werd gedood. Vandaar de opmerking van Paulus in 1 Cor. 5:7: “Want ook ons paaslam is geslacht: Christus”.
Tijdens het laatste Pascha, dat Christus met zijn discipelen viert, geeft Hij aan deze (avond)maaltijd de betekenis van de herinnering van zijn dood.
Op die vrijdag de 14e Nissan in het jaar 31 gebeurt volgens Johannes 19:16b-37 het volgende:
Zij dan namen Jezus, en Hij, zelf zijn kruis dragende, ging naar de zogenaamde Schedelplaats, in het Hebreeuws genaamd Golgotha, waar zij Hem kruisigden en meet Hem twee anderen, aan weerszijden één en met Hem in het midden. En Pilatus liet ook een opschrift schrijven en op het kruis plaatsen; er was geschreven: Jezus, de Nazoreeër, de Koning der Joden. Dit opschrift dan lazen vele der Joden, want de plaats, waar Jezus gekruisigd werd, was dicht bij de stad, en het was geschreven in het Hebreeuws, in het Latijn en in het Grieks. De overpriesters der Joden dan zeiden tot pilatus: Schrijf niet: de Koning der Joden, maar dat Hij gezegd heeft: Ik ben de Koning der Joden. Pilatus antwoordde: Wat ik geschreven heb, dat heb ik geschreven.
Toen dan de soldaten Jezus gekruisigd hadden, namen zij zijn klederen en maakten daarvan vier delen, voor iedere soldaat één deel, en zijn onderkleed. Dit kleed nu was zonder naad, aan één stuk geweven. Zij zeiden dan tot elkander: Laten we dit niet scheuren, maar erom loten, voor wie het zijn zal; zodat heet schriftwoord vervuld werd: Zij hebben mijn klederen onder elkander verdeeld en over mijn kleding hebben zij het lot geworpen. Dit hebben dan de soldaten gedaan.
En bij het kruis van Jezus stonden zijn moeder en de zuster zijner moeder, Maria van Klópas en Maria van Magdala. Toen dan Jezus zijn moeder zag en de discipel, die Hij liefhad, bij haar staande, zeide Hij tot zijn moeder: Zie, uw zoon. Daarna zeide Hij tot de discipel: Zie, uw moeder. En van dat uur af nam de discipel haar bij zich in huis.
Hierna zeide Jezus, daar Hij wist, dat alles reeds volbracht was, opdat de Schrift vervuld zou worden: Mij dorst! Er stond een kruik vol zure wijn; zij staken dan een spons, gedrenktmet zure wijn, op een hysopstengel en brachten die aan zijn mond. Toen Jezus dan de zure wijn genomen had, zeide Hij: Het is volbracht! En Hij boog het hoofd en gaf de geest.
De Joden dan, daar het Voorbereding was en de lichamen niet op sabbat aan heet kruis mochten blijven – want de dag van die sabbat was groot – vroegen Pilatus, dat hun benen gebroken en zij weggenomen zouden worden. De soldaten kwamen en braken de benen en de eerste en van de andere, die mete Hem gekruisigd aren; maar toen zij bij Jezus gekomen waren en zagen, dat Hij reeds gestorven was, braken zij zijn benen niet, maar staken met een speer in zijn zijde en terstond kwam er bloed en water uit. En die het gezien heeft, die heeft ervan getuigd en zijn getuigenis is waarachtig en hij weet, dat hij de waarheid spreekt, opdat ook gij gelooft. Want dit is geschied, opdat het schriftwoord vervuld zou worden: Geen been van Hem zal verbrijzeld worden. En weder zegt een ander schriftwoord: Zij zullen zien op Hem, die zij doorstoken hebben.
Volgens Matthéüs 27:51; Marcus 15:38 en Lucas 23:45 scheurt, als Christus sterft aan het kruis, het voorhangsel van de tempel in tweeën. Volgens ons is dat het teken, dat de symboliek van de tempeldienst is ingehaald door de werkelijkheid.
Omdat de Joden niet erkenden, dat Jezus van Nazareth de beloofde Messias is, gingen ze nog veertig jaar door met de offerdienst in de tempel.
In Johannes 2:16 noemt Christus de tempel het huis mijns Vaders. Maar aan het einde van zijn loopbaan zegt Hij over de tempel volgens Matthéüs 23:38: “Zie, uw huis wordt aan u overgelaten”.
De christelijke kerk heeft als herinnering aan de dood van Christus de Goede Vrijdag ingevoerd.
Pasen
De Paassabbat brengt Jezus door in het graf van Jozef van Arimathéa, maar dan gebeurt er volgens Johannes 20:1-23 het volgende:
En op de eerste dag der week ging Maria van Magdala, vroeg, terwijl het nog donker was, naar het graf en zij zag de steeen van het graf weggenomen. Ijlings kwam zij dan bij Simon Petrus en bij de andere discipel, dien Jezus liefhad, en zeide tot hen: Zij hebben de Here weggenomen uit het graf en wij weten niet, waar zij Hem hebben neergelegd.
Petrus dan ging op weg en ook de andere discipel en zij begaven zich naar het graf; en die twee liepen samen snel voort; en de andere discipel liep vooruit, sneller dan Petrus, en kwam het eerst aan het graf, en zich vooroverbuigende, zag hij de linnen windsels liggen; hij ging echter niet naar binnen. Simon Petrus dan kwam ook, hem volgende, en hij ging het graf binnen en zag de windsels liggen, maar de weetdoek, die op zijn hoofd geweest was, zag hij niet bij de windsels liggen, doch opgerold, terzijde op een andere plaats. Toen ging ook de andere discipel, die het eerst aan het graf gekomen was, naar binnen, en hij zag het en geloofde; want zij kenden de Schrift nog niet, dat Hij uit de doden moest opstaan. De discipelen dan gingen weder naar huis.
En Maria stond buiten dicht bij het graf, wenende. Terwijl zij dan weende, boog zij zich voorover naar het graf, en zij zag twee engelen zitten, in witte klederen, een aan het hoofdeinde en een aan het voeteneinde, waar het lichaam van Jezus gelegen had. En zij zeiden tot haar: Vrouw, waarom weent gij? Zij zeide tot hen: Omdat zij mijn Here weggenomen hebben en weet niet, waar zij Hem neergelelgd hebben. Na deze woorden keerde zij zich om en zag Jezus staan, maar zij wist niet, dat het Jezus was. Jezus zeide tot haar: Vrouw, waarom weent gij? Wie zoekt gij? Zij meende, dat het de hovenier was, en zeide tot Hem: Heer, als gij hem weggedragen hebt, zeg mij dan, waar gij Hem neergelegd hebt en ik zal hem wegnemen. Jezus zeide tot haar: Maria! Zij keerde zich om en zeide tot Hem in het Hebreeuws: Raboni, dat wil zeggen: Meester! Jezus zeide tot haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar de Vader, naar mijn God en uw God. Maria van Magdala ging heen en boodschapte de discipelen, dat zij de Here had gezien en dat Hij dit gezegd had.
Toen het dan avond geworden was op die eerste dag der week en ter plaatse, waar de discipelen zich bevonden, de deuren gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus en stond in hun midden en zeide tot hen: Vrede zij u! En na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. De discipelen dan waren verblijd, toen zij de Here zagen. Jezus dan zeide nogmaals tot hen: Vrede zij u! Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend ik ook u. En na dit gezegd te hebben, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvang de heilige Geest. Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend.
Terwijl het Pascha terugzag op de bevrijding uit Egypte en vooruitzag naar het echte Paaslam, is onder de huidige christenen Pasen vooral de herinnering an de opstanding van Christus.
Bovendien kent de Protestantse kerk het avondmaal als herinnering aan dat laatste avondmaal van Christus met zijn discipelen en de betekenis, die Hij er aan heeft gegeven in o.a. Lucas 22:19 en 20: En Hij nam een brood, sprak de dankzegging uit, brak het en gaf het hun, zeggende: Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt, doet dit tot mijn gedachtenis. Evenzo de beker, na de maaltijd, zeggende: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt.
Paulus schrijft in 1 Cor. 11:26: Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt.